Als ik een snelle lift wil in de richting van Wellington, dan moet ik vandaag vroeg opstaan. Peter moet voor zijn werk in Lower Hutt zijn, een voorstad van de Nieuw Zeelandse hoofdstad. Het vroege opstaan is geen probleem, want zoals gebruikelijk op het platteland zijn we gisteravond met de kippen op stok gegaan. Uitgerust sta ik dan ook om half zeven naast mijn bed. Een snel ontbijt en we zijn op weg, in Peter’s pick up.
Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991
Maandag 18 en dinsdag 19 maart 1991
Per Cable Car naar de Botanische Tuinen
Peter zet mij af in Lower Hutt op een plek waar ik een trein kan pakken voor het laatste stuk naar het centrum van Wellington. Bij de Rosemere Backpackers kan ik alvast mijn plunje kwijt voordat ik de stad verder ga verkennen. Nu zijn Nieuw-Zeelandse steden niet al te opwindend. Dat was Auckland niet en Wellington biedt evenmin een hele lijst van attracties die je een voor een af kan lopen.
Maar toch heeft de stad wel iets, met name door haar fantastische ligging aan een beschutte baai. De stad wordt verder omringd door groene heuvels die klaar liggen om beklommen te worden voor wat mooie uitzichten. Maar de eerste ‘beklimming’ doe ik met een kabelspoor, de Cable Car, naar de wijk Kelburn. Het ritje deed me weer een beetje denken aan de peak tram in Hongkong, ook al weer zo’n acht maanden geleden. Boven aangekomen heb je natuurlijk een weids uitzicht over de stad, de baai en haar omgeving. Maar wat je hier ook hebt, zijn de botanische tuinen. Even het stadsrumoer ontvluchten leek me wel wat.
Ratjetoe
Wellington is ook echt een stad om van een afstandje naar te kijken en niet om er midden in te lopen. Want beneden in het centrum heb je vooral de winkelstraten en een vrij lelijk parlementsgebouw, dat ik morgen een tweede kans ga geven. Maar in de tuinen heb je de rust die je eigenlijk verder overal wel hebt in Nieuw-Zeeland. Ik loop door de rozentuin, langs de kassen met orchideeën en de waterlelies. Terug bij het kabelspoor kijk ik uit over de stad en maak alvast plannen voor een wandeling die ik morgen wil maken.
En voordat ik dinsdagochtend vertrek voor een wandeling door de buitenwijken van Wellington, bezoek ik de Parlementsgebouwen van het land, een nogal ratjetoe aan verschillende bouwstijlen: het oude gebouw in neo-klassieke en neo-gotische stijl en pal daarnaast de plompe ronde aanbouw uit de jaren zestig met de bijnaam Beehive (bijenkorf).
De Southern Walkway
Bij het toeristenbureau haal ik vervolgens een routebeschrijving op van de Southern Walkway, een wandelroute van 11 kilometer die over een heuvelrug met veel groen en parken zuidwaarts afbuigt de stad uit. Er zijn weer fraaie panorama’s over de stad met zijn fantastische ligging aan Wellington Harbour. Onder mij zie ik de Interislander ferry vertrekken naar het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland. Ik denk dat ik die boot morgen ook maar eens pak. Maar eerst nog dit wandeltochtje afmaken. Het eindpunt ligt bij Island Bay, aan de zuidkust van het Noordereiland. Er waait een constante zilte bries, in de baai dobberen wat kleine bootjes op de golven en op het strand liggen vissersnetten te drogen.
National Museum
Per bus keer ik terug naar het centrum van de hoofdstad. Er is nog tijd voor een bezoek aan het National Museum. En dat is echt nog wel een aanrader. Ik kom af op een expositie over de Maori cultuur. Op een aantrekkelijke en toegankelijke manier kan je er veel te weten komen over deze oorspronkelijke inwoners die zich in het land tussen 500 en 1300 na Chr. hebben gevestigd en het Aotearoa noemden: het land van de lange witte wolk. Dat zat zo: op het moment dat zij met hun kano’s vanuit Polynesië het land in zicht kregen, zagen zij als eerste een lange band van wolken boven de langgerekte bergketen hangen.
Er is ook nog een afdeling over de eilanden verderop in de Pacific. Deze galerij wekt mijn verdere reislust weer enorm op. Maar nu staat eerst het Zuidereiland van Nieuw-Zeeland op het programma. Morgen vertrekt mijn boot.