Na mijn hike over de Greenstone Track en ander tracks in Fiordland is Queenstown eigenlijk wel een prima plek om te resetten. Het nachtleven van Queenstown biedt nu ook weer niet het nachtleven van de grote stad. Maar alles wat je nodig hebt is een pub met live muziek. Vandaag moeten we helemaal niets. Er staat geen wandeling op het programma, we mogen relaxen!
Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991
Donderdag 25 en vrijdag 26 april 1991
Laatste update: 6 november 2020
De volle laag
En dat uitslapen nemen sommigen van ons best serieus. Zoals Deb die om 9 uur een groepje Noren dat iets te luidruchtig staat te praten op de gang de volle laag geeft. Want ze kan niet eens rustig haar roes uitslapen. Arme jongens.
Hoe dan ook, om 10 uur ben ik in de keuken van de hostel te vinden. Het kost me weinig moeite om Evi en Joanne zo ver te krijgen om pannenkoeken te bakken voor ontbijt. Dat geeft mij tijd om te kunnen douchen. Om daarna met een uitgestreken gezicht te verkondigen dat ík geen kater heb. Al snel is de keuken doordrongen van de heerlijke geuren van pannenkoeken en koffie. Inmiddels heeft Deb zich ook bij ons geschaard. Dat uurtje extra slaap heeft haar zichtbaar goed gedaan.

Rondvaart
Vanaf morgen kiest iedereen weer zijn/haar eigen weg. Evi gaat naar Wanaka, Deb en Joanne willen nog een paar dagen in Queenstown blijven en Chris wil naar Stewart Island. En voor mij zit de reis er zo goed als op. Ik zal richting Christchurch moeten gaan. Voor het vliegtuig naar Europa. Dat vertrekt op 30 april. En zo heeft iedereen vandaag ook wat anders te doen. Joanne en Deb hebben kaartjes voor een rondvaart met de TSS Earnslaw over het meer. De anderen moeten de volgende etappes van hun reis organiseren. Ik moet mijn reserveringen bij Qantas herbevestigen. Maar het is ANZAC Day, een nationale feestdag, dus kantoren en reisbureaus zijn gesloten.


Backpackers vs. Japanners in Queenstown
In het centrum van Queenstown is het gemakkelijk de toerist te onderscheiden van de local. Er zijn grofweg twee types toerist hier: de backpacker (de jongens ongeschoren, de meiden met vlechtjes in het haar) en de Japanner. Deze soorten mengen zich over het algemeen vrij slecht. De Japanner begeeft zich met name tussen de touringcar, zijn hotel en de kade van het meer. De backpacker vind je op bankjes in het park, in de cafés en in het winkelcentrum. Af en toe kruisen hun wegen.
In de bush is dat anders. De Japanner begeeft zich daar niet. Althans niet op de grond. Maar iedere keer als het geluid van een tweemotorige Cessna de stilte van de bush doorkliefde, passeerde een groepje van het andere soort ons door de lucht. Ook een manier om de schoonheid van de Nieuw-Zeelandse bush te bewonderen. Er zijn ook hele delen in de Fiordlands waar je geen wegen aantreft. Daar kan je alleen maar lopend of varend komen.
Transit in Queenstown
Voor de backpacker is Queenstown een plek van transitie. Het is de toegangspoort naar de great wide open. Het grote luilekkerland aan bergen, meren, rivieren, bossen, fjorden en watervallen waar je dagenlang onder de radar kan blijven. Queenstown is je bevoorradingspost, het is je laatste contact met de beschaving. Maar ook weer het eerste contact met de wereld buiten de bush na een tramp. Waar je na terugkomst je weer kan laven aan de geneugten van de consumptie-maatschappij. Waar backpackers elkaar in café’s en hostels weer ontmoeten en ervaringen met elkaar uitwisselen. En ook waar wandelclubjes zich vormen en waar zij zich ook weer opsplitsen. Het is de enige plek in heel Nieuw-Zeeland waar de toeristen de Kiwi’s in aantal overtreffen.


Kaasfondue
In de middag loop ik alleen door Queenstown om inkopen te doen voor het eten van vanavond. Het laatste avondmaal met Deb en Joanne uit Canada, met wie ik twee tramps heb gedaan: de Kepler en de Greenstone tracks. Met telkens aanvullend gezelschap, de laatste dagen maakten Evi en Chris het gezelschap compleet. Zij eten ook mee. Ik heb een lijstje met boodschappen voor kaasfondue.
Terug in de hostel ben ik niet helemaal zeker of ik wel het juiste heb ingekocht. Goede raad is duur: een telefoontje naar Nederland. Dat telefoontje zou me uit de brand kunnen helpen: moet ik nu wijn of melk toevoegen? Het antwoord van de Moeder die dubbel verrast is, (ten eerste om mij out of the blue aan de telefoon te krijgen en ten tweede door de voor haar totaal irrelevante vraag over het recept voor kaasfondue – ze wil gewoon weten hoe het met mij is), dat is dat allebei goed is.
Gesterkt door dit moederlijke advies ga ik in de keuken aan de slag en de kaasfondue wordt een succes. De witte wijn die ik niet in de fondue verwerk, zet ik in de koelkast: drie flessen moeten wel leeg kunnen vanavond. Als toetje komen grote brokken Cadbury chocolade uit de bagage van de meiden tevoorschijn.

Op weg naar de terugweg
Vrijdagochtend lukt het mij om de Qantas-vluchten van Christchurch naar Londen te herbevestigen. De datum van de terugreis is nu definitief: dinsdag 30 april 1991. Met die wetenschap loop ik Queenstown uit, op zoek naar een geschikte liftplek. Op weg naar de terugweg. En dan duurt het gewoon twee uur voordat ik een rit aangeboden krijg, tot aan Cromwell. Op nog geen uur verderop.
Eigenlijk heb ik ook geen zin meer om te liften. Dat leidt alleen maar weer tot nieuwe ontmoetingen, terwijl ik begonnen ben om het land te verlaten. Nog een paar dagen in Christchurch en dat is dan dat. Ik check in bij de motorcamp van Cromwell, een stadje waar in de 19e eeuw goudzoekers op af kwamen. Nu wordt er vooral fruit geteeld en wordt er aan een groot stuwmeer gewerkt. Maar daar kom ik allemaal niet meer voor.
In het dorp doe ik nog wat inkopen en ik scoor een busticket voor Christchurch morgenvroeg. Tijd is nu geld en ik wil nog een paar dagen in deze stad doorbrengen. Morgen weer een nieuwe stap op mijn weg naar de terugweg.