Auckland is een aardige stad, maar ik ben niet naar Nieuw-Zeeland gekomen voor haar mooie steden, maar voor de natuur. Dus houd ik het na een dag voor gezien hier. Vervoer is niet echt heel goedkoop in Nieuw-Zeeland, maar liften is gratis, en net als in Australië, een zeer geaccepteerde manier van reizen. De kiwi’s zijn open, vriendelijk en nemen je graag een stukje mee in ruil voor een gezellig praatje onderweg. En zo loop ik woensdagochtend naar de oprit van Highway 1 en drie liften verder loop ik ’s middags in het plaatsje Thames, de toegangspoort van het Coromandel schiereiland. Op mijn target list voor deze dagen staat de top van de Pinnacles.

Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991

Woensdag 6 t/m vrijdag 8 maart 1991

Aankomst in de Coromandel

Thames is een rustig plaatsje: een lange doorgaande weg waar langs een aantal overzichtelijke woonwijken zijn gegroepeerd met op de achtergrond de groene bergen van het Coromandel Forest Park. Het is nog vroeg in de middag en voordat ik me naar een hostel begeeft, neem ik een bier in de locale pub, waar ik met enkele locals aan de praat raak. Op basis van de tips die ik ontvang maak ik een plan voor de komende paar dagen hier op het Coromandel schiereiland.

Ik drop mijn rugzak in de Sunkist Backpackers Lodge en keer nog een keer terug naar het centrum van Thames, waar ik een belangrijke aanschaf doe: een slaapzak. Want sinds mijn vertrek uit Hongkong reis ik al niet meer met een slaapzak. Niet nodig in de tropen. Maar met mijn aankomst in Nieuw-Zeeland ben ik weer in een klimaat terechtgekomen dat veel weg heeft van het Hollandse klimaat. Mijn nieuwe slaapzaak is paars en turquoise van binnen. Lelijk maar warm.

Via oeroud bos naar de Pinnacles

Donderdagochtend stap ik vroeg uit bed, haal veel troep uit mijn rugzak en laat dat in een vuilniszak met een label met mijn naam erop achter in de hostel. In de locale supermarkt koop ik eten voor twee dagen en lift met iemand mee een eind het Coromandel Forest Park in tot aan het Visitor’s Centre van de Kauaeranga Valley. Ik neus er wat rond en laat me informeren over de bijzonderheden van de route naar de Pinnacles, een markante bergtop van ca. 760 meter aan het einde van de Kauearanga Valley. Er staat drie uur voor om de Pinnacles Hut onderaan de top te bereiken en daarvandaan nog een half uur klimmen naar de top.

boomvarens in coromandel
Ik loop door oeroude bossen met veel boomvarens, typisch voor Nieuw-Zeeland.

Ik loop door een oeroud bos met boomvarens, die zo kenmerkend zijn voor Nieuw-Zeeland. De hele tocht tot aan de hut kom ik niemand tegen. Maar daar aangekomen tref ik nog een andere wandelaar, een Amerikaan die verder niet heel erg spraakzaam is. Nou ja, om de top te bereiken heb ik hem ook verder niet nodig. Ik gooi mijn rugzak af en klim het laatste stuk met alleen mijn camera bij me omhoog. Hier en daar echt handen en voeten werk. Beloning: een uitzicht dat je niet kan vangen in een foto. Ik probeer het toch, zet mijn camera op de zelfontspanner en ga zelf ook maar weer eens in beeld staan.

pinnacles, coromandel
Het laatste stuk vanaf de hut kan zonder bagage geklommen worden.
pinnacles, coromandel
Op de top van de Pinnacles. De vergezichten zijn verbluffend.
travelkees, coromandel
Even de camera op de zelfontspanner.

Springend van de kou bij de Pinnacles hut

Het weer is fenomenaal vandaag en het is zo helder dat je het gevoel hebt dat je wel honderd kilometer ver kan kijken. Smog kennen ze hier alleen maar van plaatjes. Terug in de Pinnacles hut begin ik maar een maaltje te bereiden en probeer uit verveling een gesprek aan te knopen met de stugge yank. Maar erg laat maak ik het niet. Want zodra de zon achter de bergkammen is verdwenen, zakt de temperatuur flink. En oh wat ben ik groos met mijn warme slaapzak.

Als ik vrijdagochtend wakker word kan ik dat warme nest maar moeilijk verlaten. Springend van de kou sta ik mijn ontbijt klaar te maken: muesli met melkpoeder en water. Een prima en voedzaam begin van de dag. Daar teer ik tot in de middag wel weer op. De zon doet haar best de aarde weer op te warmen, maar dat gaat niet zo heel snel vanochtend.

coromandel
Afdaling over de Billy Goat Track, waar vroeger een spoorlijntje liep.

Hemels water

Er is maar één remedie: in beweging komen. Dus hijs ik mijn rugzak op mijn rug en vertrek, terug het eerste stuk van het pad zoals ik gekomen ben en bij een splitsing kies ik een andere weg naar beneden: de Billy Goat Track, die grotendeels over de fundamenten van een voormalige spoorlijn loopt. Vroeger werd daarmee het hout van de grote Kauri-bomen afgevoerd die hier geveld werden. Een zeer rotsachtig pad, dat me ook wel weer terug doet verlangen naar de modder van het pad omhoog dat ik gisterenmiddag liep. Maar ook deze rotsen zijn hier en daar spekglad en ik weet een glijpartij dan ook niet te voorkomen. Ik houd daar een flinke jaap in mijn linkerhand aan over die ik verbind met een reep stof die ik van een oud t-shirt afsnijd.

pinnacles
Via een hangbrug kom ik langzamerhand weer terug in de bewoonde wereld.

Even verderop doorwaad ik enkele riviertjes. Daar maak ik mijn wond schoon en drink van het koele water, dat hemels smaakt. Het is volop genieten in de natuur hier en ik vind het dan ook echt jammer om al weer bijna op het einde van deze korte trek te zijn. Maar niet voordat ik eerst nog een hangbrug ben overgestoken, maar dan sta ik vrij snel al weer op een parkeerplaats en krijg daarvandaan na een korte tijd een lift van een schoolmeester die met zijn klas elders in het park op kamp is. Hij brengt me tot aan de deur van de Sunkist Lodge, waar ik met een heerlijke warme douche weer even tot me zelf kom. Wat een prachtige tocht was dit. Dat smaakt naar meer. En het mooie is, Nieuw-Zeeland heeft hier nog zo veel meer van…… ik kan niet wachten.