Soms lopen dingen niet zoals je vooraf zou hebben bedacht. En dan blijf je telkens je plannen maar weer bijstellen. En dat is op deze reis niet anders. Mijn plan voor de komende dagen was om per trein naar de plaats Kuala Lipis te reizen, midden op het Maleisische schiereiland. Daar, aan de rand van het nationale park Taman Negara zou je jungletreks kunnen maken. En omdat ik die in Thailand zo leuk vond én het al weer een tijdje geleden was, leek het me leuk dat hier in Maleisië ook te gaan doen. Maar zoals gezegd, het liep weer eens totaal anders.

Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991

Zondag 16 t/m dinsdag 18 september 1990

De jungletrein

Het station van Kota Bharu is een provinciehoofdstad onwaardig. En om er te komen moet je helemaal de stad uit, naar Wakaf Bharu. Bussen er naar toe kunnen we niet vinden, dus pakken we een taxi. Mijn reisgezelschap vandaag bestaat uit Félipe (Mexico) en Annabel (Schotland). En het station is niets wat lijkt op een station van een stad met vierhonderdduizend inwoners. Maar goed, ik ben hier niet in de eerste plaats om de stationsarchitectuur te bewonderen.

Toch lijkt het erop dat we daar alsnog ruimschoots de tijd voor krijgen, want de trein blijkt ineens gewoon een uur later te vertrekken dan ons in de stad was verteld. De trein waar we op wachten staat ook wel bekend als de jungletreinHet is een spoorweg die vanuit het noordoosten dwars door het hart van Maleisië naar het spoorwegknooppunt Gemas gaat. Waar je kan overstappen op treinen naar Singapore of Kuala Lumpur. Mijn bestemming voor vandaag is dus Kuala Lipis. Félipe en Annabel gaan door op reis naar Kuala Lumpur.

door het hart van maleisië
De treinkaartjes in Maleisië hebben wel wat weg van de oude kartonnen spoorwegkaartjes van de NS.

Vrijbrief

Het is heet in de trein, als die eindelijk vertrokken is. Op mijn kaartje staat kelas 3, derde klasse dus. En dat klopt ook wel, iedereen zit op elkaar gepakt. Ik ben al lang blij dat ik een zitplaats heb. Het tracé is bij tijd en wijle bochtig en traag. De trein stopt ook bij elk station en iedere halte.

Waardoor het ook niet opschiet. En de jungle? Die is op het hele traject ver verwijderd van de spoorbaan. Ik heb het erover met een man die tegenover mij zit. Maar hij zegt mij dat ik te laat kom voor de jungle. Die is er niet meer. Vervangen door palmolie-plantages. Er is maar één plek waar de bulldozers van de palmolie-industrie niet mogen komen en dat is het nationale park Taman Negara (wat dan weer Maleisisch is voor Nationaal Park). Wat dan weer een vrijbrief is om alle oerwoud dat niet binnen de grenzen van dat park ligt, weg te kappen.

Jungle Johnny

In Kuala Lipis stap ik aan het begin van de avond uit samen met Kris (uit Australië) en samen met haar boek ik een kamer in het door Chinezen gerunde hotel Sang Sang. Als we in het stadje wat gaan eten lopen we Jungle Johnny tegen het lijf. Johnny is een local hero. Volgens eigen zeggen organiseert hij als enige jungletreks en ik bof, want hij heeft nog een plek vrij, morgen vertrek.

Op de een of andere manier zie ik dat toch niet zitten en dat heeft veel te maken met zijn hele verschijning. Ik mag mijn besluit de volgende ochtend nog kenbaar maken. Op dat moment staat Johnny met zijn groepje trekkers namelijk voor het café waar ik hem de vorige avond ook al ontmoette en waar ik op dat moment mijn ontbijt geniet. Dan hak ik de knoop door en haak af. Doorslaggevend is dat zijn groep uit een Franse vriendenclub bestaat. En daarmee is ook het sociale aspect van deze trekking niet relevant, want daar kom je als enige Hollander natuurlijk niet tussen.

In plaats daarvan pak ik mijn spullen bij elkaar en zoek (en vind) een bus die mij naar de hoofdstad, Kuala Lumpur zal brengen. Waarmee ik de Taman Negara dus links laat liggen for the time being. De bus slingert zich over de hoge bergkammen van de provincies Pahang en Selangor, waar we de nodige regenbuien over ons heen krijgen. Het gaat allemaal lekker snel en als ik wakker word van een dutje rijden we al door de voorsteden van KL, zoals Kuala Lumpur hier overal wordt genoemd.

door het hart van maleisië
Bij aankomst in Kuala Lumpur word ik soort van verwelkomd door de mascotte van het “Visit Malaysia Year 1990”

Een verloren dag

Ik vind een bed in de youth hostel, waar ik ook Félipe en Annabel weer tegenkom.  Een afspraak voor het avondeten is snel gemaakt en aansluitend natuurlijk ergens wat gaan drinken. Het locale bier heet hier Anchor Beer en ja, het is sprekend Heineken. Kuala Lumpur zien we vooralsnog alleen nog “by night”.

kuala lumpur
Kuala Lumpur zie ik deze dagen eigenlijk alleen ’s nachts.

Dinsdag als ik wakker word voel ik mij een stuk minder. Dat geldt ook voor Annabel en Félipe, die op de zelfde slaapzaal liggen als ik. En we hebben allemaal het zelfde: misselijkheid en diarree. En omdat we allemaal de vorige avond de zelfde curry hebben besteld, verwachten we dat er sprake is van een voedselvergiftiging. We blijven wat in onze bedden hangen en om de beurten weten we op een nette manier de inhoud van onze magen te legen in de toiletten. En daarmee is de angel er wel uit en knappen we langzamerhand op.

De dinsdag is daarmee toch wel een verloren dag. Pas aan het einde van de middag komen we langzamerhand tot leven en lopen we de stad even in. Maar door middel van toediening van het wonderbaarlijke medicijn “Big Mac” knappen we pas echt op.

En Kuala Lumpur? Behalve het nachtleven nog niet veel van gezien. Dat staat voor morgen op het programma.