Ik wil vandaag een bezoek brengen aan de oude stad van Jakarta, het voormalige Batavia. Maar eerst moet ik een cashflow probleempje oplossen. Niet dat ik te weinig geld heb, maar ik heb telkens te laat in de gaten dat ik naar de bank moet om een travelers cheque in te wisselen in ruil voor wat locale pecunia. In dit geval dus roepia’s. Ik heb gisteren nog kunnen teren op de roepia’s die ik in Singapore in ruil voor mijn Singapore dollars had gekregen, maar vanochtend heb ik niet eens geld voor ontbijt in de guesthouse. Dat roept om actie.
Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991
Woensdag 3 oktober 1990
Wat hieraan vooraf ging lees je in:
Mijn eerste dag in Jakarta
Laatste update: 21 november 2020
Naar Batavia, de oude stad van Jakarta
Onderweg naar de bank koop ik bij een straatventer nog snel even een pannenkoek van mijn laatste honderd roepia’s. Gelukkig zijn de banken hier al vroeg open en kan ik met een stapeltje geld in mijn zak mijzelf een uitgebreid ontbijt in één van de restaurantjes in Jalan Jaksa aanschaffen. Daarna staat niets mij meer in de weg om een bezoek te brengen aan de oude stad van Jakarta, met gebouwen uit de koloniale tijd toen Jakarta nog Batavia heette.
Het deel van de stad waar ik dit alles kan vinden heet tegenwoordig Kota. En vanaf het Merdekaplein gaat daar een bus met airco heen. Een bus die berucht schijnt te zijn vanwege de vele zakkenrollers die hier opereren. Het is namelijk een lijn die juist door toeristen veel wordt gebruikt. Mijn proefkonijn en voorganger broer Bart heeft zich op zijn reis destijds op deze bus helemaal leeg laten roven, dus ik ben gewaarschuwd en gewapend met een vlijmscherpe blik.
Het Stadhuys
Maar natuurlijk gebeurt er niets en stap ik ongedeerd ter hoogte van het treinstation uit. Ik loop naar de Taman Fatahilah toe, het voormalige Stadhuisplein van Batavia. Aan dit plein met kinderhoofdjes is het meest in het oog springende gebouw het voormalige stadhuis dat uit 1710 stamt. En als je daar sec naar kijkt, en je vergeet de vochtige hitte en alle tafereeltjes om je heen, dan zou je zweren dat je ergens in een Nederlandse provinciehoofdstad naar het locale stadhuis zit te kijken.
In het Stadhuys ga ik kijken of je er een rondleiding kan krijgen, maar ze hebben niet op een nieuwsgierige Nederlandse backpacker gerekend. Er staan wat zaken tentoongesteld maar veel is er binnen niet te zien behalve dat je de sfeer van vergane jaren kan opsnuiven. Alles ruikt er gewoon nog naar 1840 of zo.
Ook aan dit plein vind ik het Wajang Museum. Voor weinig roepia’s verschaf ik mij de toegang en loop langs stoffige kabinetten vol met niet alleen Indonesische wajangpoppen, maar ook uit andere landen zoals China, Vietnam, en zelfs ook oude bekenden uit Nederland. Daar hangen ze in het verre Jakarta: Jan Klaassen en Katrijn.
Dampende grachten
Zodra je het plein in de oude stad van Jakarta verlaat, ben je weg uit het koloniale tijdperk van Batavia en sta je weer oog in oog met het hedendaagse Jakarta. En dat is nou niet echt de plek waar de stad zich van haar fraaiste kant laat zien. Ik ben dwars door China, Thailand en Maleisië getrokken en in lang niet overal even hygiënische omstandigheden. Maar nooit had ik verwacht dat juist een voormalige Nederlandse kolonie er zo’n onbeschrijfelijke bende van gemaakt heeft. Wat je ziet is een gracht met een oud-Hollandse ophaalbrug. Doe je je ogen half dicht, dan zou je zweren dat je ergens in Leiden of Amsterdam was.
De inhoud van de dampende gracht brengt je weer op twee benen terug in Indonesië. Zouden foto’s van deze gracht op de voorpagina’s van de reisfolders prijken in plaats van Conimex-tafereeltjes met sawa’s, waterbuffels en een dampende vulkaan op de achtergrond, dan zou geen Nederlander het in z’n hoofd halen een vakantiereis naar dit land te boeken. Een schokkend gezicht. Juist vanwege het contrast met die Hollandse ophaalbrug.
Bedrijvigheid in de haven
Nadat ik een tijdje verbijsterd heb staan kijken loop ik weg in de richting van de oude haven van Jakarta, Sunda Kelapa. Een kade vol met houten schoeners met een enorme bedrijvigheid. De schepen worden met de hand geladen en gelost. Mannetjes die over de wankele en doorbuigende loopplanken met gezwinde spoed aan en af lopen. Vanuit deze haven worden vrachten door de hele archipel verscheept. Ik blijf er een poos rondhangen.
Terug op het Taman Fatahillah neem ik plaats in het gezellige ouden theehuis tegenover het oude stadhuis voor een drankje. Een mooie plek om al deze ervaringen eens te laten bezinken.
Voor het vervolg van mijn reis, lees verder:
Bogor in twee dagen: de tuinen en het paleis
1 reactie
You must visit Indonesia again, especially the Stadhuis. It’s different now. Check my blog
http://masfebjalanjalan.blogspot.co.id/2014/12/jelajah-kota-tua-episode-1-stasiun-beos.html