Na 24 uur op Bali weet ik het al zeker. Als het paradijs bestaat, dan ligt dat hier op deze plek. Ik ben getroffen door zo’n beetje alles. Het landschap, de vriendelijke en ontspannen mensen in hun kleurrijke kleding, de natuur, de beeldhouwkunst, de bloemen (overal bloemen!). En daartussen, waar je maar kijkt hindoetempels en kleine tempeltjes, van waaruit wierook opstijgt en die bezaaid liggen met kleine offerbakjes met daarin wat rijst, bloemblaadjes en wat al niet meer. Bali is een paradijs en, zo merk ik, dat is al jaren bekend bij horden kunstenaars. Eén daarvan, Antonio Blanco, bezoek ik in zijn huis, vol met Balinese schilderkunst.
Publicatie van de dagboeken van mijn wereldreis in 1990 en 1991
Zondag 11 november 1990
Wat hieraan vooraf ging lees je in:
Aankomst op Bali, eiland van de goden
Laatste update: 15 februari 2021
Ubud, het culturele hart van Bali
Wat maakt Bali dan zo bijzonder ten opzichte van andere eilanden van Indonesië? Het zal de speciale Balinese vorm van het hindoeïsme zijn dat hier diepgeworteld is. Het hindoestische geloof bij alles wat de Balinezen doen. Ik ben naar Ubud gekomen omdat die plaats bekend staat als het culturele hart van Bali en dat is te merken ook. Allereerst ligt de plaats meer dan bekoorlijk midden tussen de rijstvelden aan de rand van een vrij spectaculaire groene kloof via welke je met een brug naar Campuhan, het volgende plaatsje alweer kan bereiken.
Het sprookjesachtige effect van deze omgeving heeft ook een flink aantal kunstenaars niet onberoerd gelaten, vandaar dat deze ook massaal hier zijn neergestreken. Je ziet dan ook overal art galleries en kunstwinkels vol met Balinese schilderkunst.
Antonio Blanco’s huis en atelier
In de ochtend verhuis ik van het guesthouse waar ik gisterenochtend was aanbeland naar de Arjuna’s Inn: weer een eigen kamer hier met ook een eigen mandi: een bad in de open lucht. Dan kunnen de buren me horen spartelen. Naast de losmen, op het punt waar twee rivieren samenkomen, bevindt zich het huis en het atelier van één van Bali’s beroemdste schilders, Antonio Blanco. Je kan het bezoeken en daar krijg ik geen spijt van. Deze artiest is wat mij betreft de Aziatische versie van Salvador Dali, niet alleen qua uiterlijk maar ook in zijn hele doen en laten en hoe hij zijn huis en atelier heeft ingericht. In zijn schilderijen komen bijna alleen maar vrouwen voor. De lijsten zijn ware kunststukjes op zich zelf, daar hoeft eigenlijk niet eens een schilderij in. De schilder zelf is gek, maar dat mag ook wel als je zulke meesterwerken kan maken.
Antonio Blanco is van plan een musuem van zijn huis te maken en hij verwacht dat na zijn dood dit museum miljoenen toeristen naar Bali zal trekken.*
* In 1999 is Antonio Blanco overleden op de leeftijd van 87 jaar. Het Blanco Renaissance Museum kan dagelijks van 9 tot 5 uur bezocht worden en je wordt er rondgeleid door familieleden en nazaten van de schilder.
Meer Balinese schilderkunst
Geïmponeerd geraakt door deze schilder ben ik benieuwd naar nog meer Balinese kunst. Even verderop ligt het Neka Art Museum, waar je een collectie vindt van de overige belangrijke schilders hier op Bali, zoals Affandi en Lempad, maar ook wel wat Nederlandse namen zoals Han Snel en Arie Smit. Ook dit museum is een feest voor het oog met heel veel werken in vrolijke kleuren. De kunstenaars zijn heel duidelijk geïnspireerd geraakt door het eiland en hebben de paradijselijke trekjes prachtig weten vast te leggen.
In het dorp eet ik ’s avonds op de pasar malam, gewoon lekker eenvoudig aan de eetstalletjes. Er zijn in Ubud, door het toerisme, ook tal van trendy restaurants neergestreken, maar die lijken me niet al te goed voor de reiskas. Vlak bij mijn guesthouse huur ik een motorfiets voor de komende drie dagen en misschien wel langer. Ik wil meer van dit eiland zien. Zo mogelijk alles.
Voor het vervolg van mijn reis, lees verder:
Padangbai en zijn verbogen stranden